DGMR/Actueel en kennis/Publicaties/Maak meer nuance in brandaandachtsgebieden

Maak meer nuance in brandaandachtsgebieden

Met het ingaan van de Omgevingswet zijn langs verschillende risicobronnen, zoals snelwegen, spoorlijnen, buisleidingen en risicobedrijven brandaandachtsgebieden aangewezen. Binnen zo’n zone is een verhoogde kans op een externe brand. Bij een bouwplan in dit brandaandachtsgebied moet de gemeente een afweging maken voor aanvullende brandveiligheidsvoorschriften. Onze ervaringen binnen DGMR zijn dat de omvang van de brandaandachtsgebieden en effectiviteit van wettelijk voorgeschreven maatregelen sterk wisselend is.

Elias den Breejen  |  DGMR  |  april 2025

 

Download dit artikel

Typen ongevalsscenario’s

Een brandaandachtsgebied is van toepassing door twee typen ongevalsscenario’s: plasbranden en fakkelbranden. Beide scenario’s hebben hun eigen karakteristieken en gevolgen voor het brandaandachtsgebied.

Plasbrand

De brandaandachtsgebieden door een plasbrand zijn bijvoorbeeld aangewezen langs snelwegen, waar tankwagens met brandbare vloeistoffen (bijvoorbeeld benzine) rijden. De kansen zijn sterk afhankelijk van de vervoersintensiteiten, maar ze zijn over het algemeen hoger dan de kansen op een fakkelbrand. Bij een plasbrand ontstaat op de grond een grote vuurzee door een brandende vloeistof. De 10 kW/m2 contour, die het wettelijk bepaalde brandaandachtsgebied begrenst, ligt op 30 tot 50 meter van de risicobron. Buiten de plasbrand neemt de warmtebelasting snel af. Als maatregel om aanwezigen in het aandachtsgebied te beschermen, zijn er meerdere mogelijkheden, zoals afscherming van de bron of mogelijkheden om het oppervlak van een plasbrand te verkleinen. Afhankelijk van de omvang van de transporteenheid duurt een plasbrand een halfuur tot een uur.

Brandaandachtsgebied en snelweg
Brandaandachtsgebieden door een plasbrand gelden onder meer langs de belangrijkste snelwegen.

 

Fakkelbrand

De brandaandachtsgebieden vanwege het risico op een fakkelbrand liggen bijvoorbeeld langs hogedruk aardgasleidingen. De kans op een calamiteit is relatief laag vanwege de eisen waaraan buisleidingen moeten voldoen. Bij een leidingbreuk ontstaat een fakkel van tientallen meters tot 200 meter hoog bij de grootste leidingen. De 10 kW/m2 contour, die het brandaandachtsgebied begrenst, kan tot op honderden meters van de risicobron liggen. Vanaf de ongevalslocatie neemt de warmtebelasting geleidelijk af. Vanwege de intense hitte op de locatie en hoogte van de fakkel zijn er geen geschikte bron- en overdrachtsmaatregelen. Bij een buisleiding wordt de brandstof continu aangevoerd en duurt de fakkelbrand tot de leiding wordt afgesloten. Dit kan uren duren.

 

Brandaandachtsgebied en aardgasleiding
Brandaandachtsgebieden door een fakkelbrand gelden bijvoorbeeld langs hogedruk aardgasleidingen. Die leidingen zijn vaak te herkennen aan de palen met het karakteristieke hoedje.

Voorgeschreven maatregelen

De gemeente bepaalt als bevoegd gezag of een brandaandachtsgebied een brandvoorschriftengebied wordt en daarmee aanvullende bouwkundige maatregelen van kracht worden. Voor brandvoorschriftengebieden geldt een vast pakket aan voorgeschreven maatregelen:

  • Gevels en daken zijn gemaakt van onbrandbaar materiaal (brandklasse A). Buiten het brandvoorschriftengebied zijn ook brandbare bouwmaterialen toegestaan, zoals hout en kunststof (brandklassen B, C en D).
  • Gevels 60 minuten brandwerend in plaats van 30 minuten.
  • Vluchtroute van de bron af.
  • Het gebouw blijft bij een brand voldoende tijd (minstens 60 tot 120 minuten) in stand.

Deze maatregelen werken voor een plasbrand vrij effectief. Men heeft hierdoor voldoende tijd om een gebouw aan de luwe zijde te ontvluchten. Bij kleinere gebouwen die snel zijn te ontruimen, is daarvoor mogelijk een hogere brandwerendheid of langere instandhouding niet noodzakelijk.

Afwegingen bij fakkelbrand

Voor een fakkelbrand werken deze maatregelen een stuk minder goed: de warmtebelasting kan zodanig intens zijn dat een gebouw niet geschikt is om in te schuilen. En omdat de fakkel zo hoog is, is afscherming niet mogelijk en daarmee ook vluchten in veel gevallen niet realistisch.

Gaan we dan alsnog het pakket aan maatregelen nemen dat niet goed werkt? Dat ligt wat genuanceerder. Omdat het brandaandachtsgebied vanwege een fakkelbrand zo groot is, varieert ook de warmtestraling in het gebied sterk. Vanaf een bepaalde afstand, de House Burning Distance, is de warmtestraling zodanig afgenomen dat een gebouw niet in brand geraakt. Als het gebouw niet in brand raakt, is er geen instortingsgevaar en hoef je ook niet te vluchten. Daarmee kan het volstaan om – zekerheidshalve – gevels en daken van onbrandbaar materiaal én voldoende brandwerend te maken, maar hebben een vluchtroute en eisen voor instandhouding geen meerwaarde.

Dichter bij de risicobron is het lastiger om een veilige situatie te creëren. Schuilplaatsen in gebouwen zijn soms een optie, zoals (parkeer)kelders of andere ruimten met aanvullende brandscheidingen. Maar deze zijn niet geschikt voor ieder gebouw of kunnen het voorgenomen gebruik sterk belemmeren. In dergelijke gevallen is aansturen op een lage kans een afweging. Dergelijke fakkelbranden zijn in Nederland namelijk nog niet voorgekomen. En de kans op een dergelijke calamiteit is vele malen kleiner dan andere geaccepteerde risico’s, zoals een overstroming of een woningbrand. Daarnaast is het afhankelijk van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling of een gemeente een dergelijk risico accepteert: voor een vrijstaande woning ligt dit minder gevoelig dan voor een woontoren. Maar in sommige gevallen, waarin het voor veel personen niet mogelijk is om veilig te schuilen of te vluchten, is een locatie vanuit externe veiligheid gezien ongeschikt voor een voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Binnen de brandaandachtsgebieden door een plasbrand is het wettelijk voorgeschreven maatregelenpakket uit het Bbl een goede manier om de veiligheidssituatie te verbeteren. Wanneer dit brandaandachtsgebied wordt veroorzaakt door een fakkelbrand, sluiten de wettelijk voorgeschreven maatregelen minder goed aan. Daarvoor hadden we in de wetgeving graag wat meer nuance gezien, maar die kunnen we als adviesbureau niet aanpassen. Wel kunnen we als DGMR adviseren hoe je op de veiligste manier met een brandaandachtsgebied kunt omgaan in combinatie met de bouwopgaven die we in Nederland hebben.

 

Download dit artikel

Onze adviseurs

Elias den Breejen

Specialist Industrie, verkeer en milieu

Omgevingsveiligheid

nieuwe omgevingswet nieuwbouw verbouw

Het tegengaan van risico’s voor de omgeving vanwege bedrijfsactiviteiten met of het vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooral het beschermen van mensen in gebouwen is hierin belangrijk, omdat veel mensen het grootste deel van de dag binnen verblijven.

nieuwe omgevingswet nieuwbouw verbouw

Up-to-date blijven?

Houd mij op de hoogte van de ontwikkelingen bij DGMR.