DGMR/Actueel en kennis/Publicaties/Drie brandende vragen over bouwregelgeving en brandveiligheid

Drie brandende vragen over bouwregelgeving en brandveiligheid

Bouwregelgeving is constant in beweging, de ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Daarbij is het soms lastig om deze ontwikkelingen te classificeren naar ‘wijzigingen’, ‘voorgenomen wijzigingen’ of ‘voorbereidende onderzoeken’. Zo zijn er sinds 1 juli 2025 meerdere wijzigingen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) doorgevoerd. We merkten de afgelopen periode dat dit veel vragen vanuit de markt oproept. Daarom beantwoorden collega’s Dennis Böcker en Patries Robijn-Meijers de 3 meest gestelde vragen.

Dennis Böcker, Patries Robijn  |  DGMR  |  juli 2025

brandkraan blusleiding brandveiligheid

1. Wat wijzigt er precies voor droge blusleidingen?

Patries: “Naar aanleiding van de brand in de Grenfell toren in Londen in 2017 heeft de Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften, de ATGB, op verzoek van het Ministerie diverse aanbevelingen gedaan. Een van die aanbevelingen was om nader onderzoek te doen naar de locatie en de aansluitpunten van droge blusleidingen in gebouwen, om rookverspreiding tijdens een calamiteit te beperken of te voorkomen.”

Dennis: “Alhoewel de situatie in Grenfell anders was, is op basis van deze onderzoeken een voorstel tot aanpassing van de regelgeving uitgewerkt en definitief vastgesteld. Deze wijziging is gepubliceerd in Staatsblad 2024:368, en treedt op 1 juli 2025 in werking. In het kort komt het erop neer dat er nog steeds een aansluitpunt noodzakelijk is op de plek die wordt voorschreven in de NEN 1594, te weten het trappenhuis of de rooksluis. Daarnaast moet op iedere bouwlaag in een volgende ruimte een tweede aansluitpunt gerealiseerd worden. Feitelijk dus ‘een deurtje verder’.

Volgens de Nota van Toelichting geldt een extra aansluitpunt voor droge blusleidingen in alle richtingen. Wanneer de centrale kern in een woongebouw zich in meerdere richtingen uitstrekt moet het tweede aansluitpunt in al deze richtingen aanwezig zijn. Wij komen nu al praktijksituaties tegen waarbij er geen sprake is van een tweede aansluitpunt op één bouwlaag, maar van een tweede, derde en soms zelfs een vierde aansluitpunt!”

Patries: “Ook zijn er enkele situaties waarbij de nieuwe voorschriften niet een-op-een toepasbaar lijken te zijn. Denk bijvoorbeeld aan buitensituaties zoals woongebouwen met een galerij, aan utiliteitsgebouwen zonder repeterende plattegrond of aan casco-kantoorgebouwen die later voor meerdere huurders wordt ingedeeld. Voor deze situaties is een vooroverleg met het bevoegd gezag en de Veiligheidsregio noodzakelijk, om discussies over de interpretatie van de nieuwe voorschriften tijdens het vergunningentraject te voorkomen.”

2. Moet ieder aansluitpunt door een aparte stijgleiding worden gevoed?

Dennis: “Nee, dit hoeft niet per se, maar is inderdaad wel een aandachtspunt. In de NEN 1594 is nu opgenomen dat de aansluitpunten per bouwlaag maximaal 2 meter mogen afwijken van een denkbeeldige verticale lijn. Praktisch gezien leidt dit tot de randvoorwaarde dat de tussenafstand tussen twee aansluitpunten op een bouwlaag maximaal 4 meter mag zijn. In relatief veel situaties die wij beoordeelden, zijn daardoor meerdere stijgleidingen noodzakelijk. Dit verlaagt de eenduidigheid en verhoogt daarmee de foutgevoeligheid bij een brandweerinzet.”

Patries: ”Omdat deze randvoorwaarde door de markt als belemmerend wordt gezien, is het ministerie voornemens om het betreffende artikel uit NEN 1594, de maximale verspringing van 2 meter, niet van toepassing te verklaren. Hiervoor is een aanpassing van de Omgevingsregeling noodzakelijk. Afgelopen week is maar liefst vier keer (!) een wijziging doorgevoerd in de Omgevingsregeling, echter is deze aanpassing daarbij nog niet meegenomen.”

3. Wat zijn de ontwikkelingen bij het aspect toegankelijkheid?

Patries: “Inclusiviteit is tegenwoordig belangrijker dan ooit. Iedereen moet zonder belemmeringen deel kunnen nemen aan de maatschappij, en daar geen letterlijke of figuurlijke obstakels tegenkomen. Dit heeft ook gevolgen voor onze gebouwen: onder invloed van Europese en mondiale regelgeving en verdragen moeten onze gebouwen ook steeds beter toegankelijk zijn. Daar waar de eisen in de bouwregelgeving van oudsher voornamelijk betrekking hadden op rolstoeltoegankelijkheid, zien we tegenwoordig een verbreding naar andere groepen die als verminderd zelfredzaam worden beschouwd. Denk hierbij aan de visueel gehandicapten, waarvoor in 2021 aanvullende eisen bij leuningen en markering van trappen zijn doorgevoerd. Een ander bekend voorbeeld is de introductie van de lift voor ontvluchting bij brand, de zogenaamde evacuatielift die op 1 januari 2024 met inwerkingtreding van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) verplicht werd voor bepaalde woongebouwen.”

Dennis: “Vandaag zet de wetgever figuurlijk gezien een volgende stap, namelijk door in het Bbl het begrip ‘hoofdtoegang’ te introduceren: een toegang van een gebouw of gebruiksfunctie die iedereen gebruikt om het gebouw of de gebruiksfunctie binnen te gaan. Met de introductie van dit begrip en de daarmee samenhangende nieuwe of gewijzigde eisen moet voorkomen worden dat rolstoel- of scootmobielgebruikers een gebouw uitsluitend via een ‘achterdeurtje’ kunnen binnengaan. De hoofdtoegang van het gebouw is de toegang die rolstoeltoegankelijk is, waardoor deze groep gebruikers een gebouw op dezelfde wijze en via dezelfde entree kan betreden als valide personen.

Hetzelfde geldt voor de buitenberging en de buitenruimte: ook deze ruimten moeten toegankelijk zijn voor mensen met een functiebeperking. Daarom wordt aan de toegang van dergelijke ruimten dezelfde eis gesteld als aan de hoofdtoegang van de woning: de drempel mag maximaal 20 millimeter hoog zijn. Voor een buitenberging is deze eis ook vandaag, 1 juli 2025, ingegaan, terwijl voor een buitenruimte, zoals een achtertuin of een balkon, de maximale drempelhoogte van 20 millimeter vanaf 1 januari 2026 van toepassing is.

Een andere in het oog springende wijziging is een herijking en verduidelijking van de wijze waarop een gebouw via openbaar of eigen terrein bereikt kan worden. Het belang van deze bereikbaarheidseisen wordt nog eens onderstreept door het gewijzigde artikel 3.98 in hoofdstuk 3, bestaande bouw, waarin wordt bepaald dat deze route in stand moet worden gehouden.

Tot slot wordt een verdere differentiatie doorgevoerd van hellingbanen die een hoogte van maximaal 25 centimeter overbruggen. Hoe kleiner de hoogte die overbrugd moet worden, hoe minder flauw de helling mag zijn.”

Patries: “Of het hierbij blijft? Waarschijnlijk niet. Onlangs is de NEN 9120, de Nederlandse uitwerking van de NEN-EN 17210 ‘Prestatie-eisen voor toegankelijkheid en bruikbaarheid van gebouwen’, definitief gepubliceerd. Zo is bijvoorbeeld de differentiatie van hellingen voor kleinere hoogteoverbruggingen overgenomen uit deze NEN 9120. Het zou ons niet verbazen wanneer we de komende jaren meerdere voorschriften uit deze norm overgenomen zien worden in de bouwregelgeving. Ook heeft er afgelopen voorjaar een internetconsultatie plaatsgevonden over twee nieuwe subgebruiksfuncties: ‘woonfunctie zorggeschikt’ en ‘woonfunctie nultreden’. Een verdere differentiatie naar de zorgbehoefte voor een woonfunctie zal daarom hoogstwaarschijnlijk niet lang op zich laten wachten.”

Kortom: never a dull moment in bouwregelgevingland! Mocht u meer willen weten over de beschreven of andere ontwikkelingen, neemt u dan contact met Patries of Dennis op. Ze helpen u graag verder.

Onze adviseurs

Patries Robijn-Meijers

Adviseur brandveiligheid

Dennis Böcker

Specialist Brandveiligheid

Brandveiligheid op maat

brandveiligheid explosieveiligheid DGMR

De ingenieurs en adviseurs van DGMR maken gebruik van de meeste actuele inzichten in (integrale) veiligheid. Ze zorgen ervoor dat u gebouwen en kantoren kunt bouwen en gebruiken zoals u dat wenst, zo nodig met advies dat buiten de gebaande paden gaat.

brandveiligheid explosieveiligheid DGMR

Up-to-date blijven?

Houd mij op de hoogte van de ontwikkelingen bij DGMR.